Artikel 30 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Artikel 30
Geen bepaling in deze Verklaring mag zodanig worden uitgelegd, dat welke staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard dan ook te verrichten, die afbraak van één van de rechten en vrijheden in deze verklaring genoemd, ten doel hebben.